Rapport 1984
over coup van 25 februari
Nederlandse Militaire Missie
Suriname niet betrokken bij staatsgreep, maar handelen kolonel Valk sterk
bekritiseerd
Dit artikel van EM Newsroom is een weergave van
de bevindingen zoals vastgelegd in een officieel onderzoeksrapport uit 1984,
dat aan de Tweede Kamer werd aangeboden. EM Newsroom voert geen eigen analyse
uit, trekt geen aanvullende conclusies en werkt geen scenario’s uit over wat
mogelijk wel of niet daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De tekst beschrijft
uitsluitend wat in het rapport staat en hoe de commissie haar bevindingen heeft
geformuleerd.
Een in 1984 aan de Tweede Kamer aangeboden en
thans berust in de openbare archieven van het Nationaal Archief onderzoeksrapport
van de Commissie van Onderzoek naar de Nederlandse Militaire Missie in Suriname
concludeert dat er geen bewijs is dat Nederland actief heeft meegewerkt aan de
Surinaamse staatsgreep van 25 februari 1980. Wel bevat het rapport stevige kritiek
op het optreden van kolonel Hans Valk, destijds hoofd van de Nederlandse
Militaire Missie in Paramaribo.
Het onderzoek werd ingesteld na jarenlange
politieke discussie over mogelijke Nederlandse betrokkenheid bij de
machtswisseling waarbij sergeanten, onder leiding van Desi Bouterse, de
regering-Arron omverwierpen.
Geen bewijs
voor Nederlandse steun aan de coup
De commissie stelt dat zij geen aanwijzingen
heeft gevonden dat Valk of andere leden van de Nederlandse Militaire Missie de
coupplegers hebben geholpen bij de voorbereiding of uitvoering van de
machtsovername. Evenmin zijn er aanwijzingen dat zij vooraf op de hoogte waren
van een geplande staatsgreep.
Wel merkt de commissie op dat er rond 25 februari
1980 in Paramaribo sprake was van een gespannen militaire situatie en dat Valk
deze context onvoldoende heeft ingeschat. De commissie komt echter niet tot de
conclusie dat kolonel Valk wist dat gewelddadigheden te verwachten waren. Ook
is niet gebleken dat hij heeft meegewerkt aan de voorbereiding van de
machtsomwenteling.
‘Morele steun’ aan ontevreden onderofficieren
Hoewel actieve betrokkenheid bij de coup niet is
vastgesteld, constateert de commissie dat Valk op de hoogte was van spanningen
binnen het Surinaamse leger. Zijn uitlatingen richting ontevreden
onderofficieren konden volgens de commissie worden opgevat als steun voor hun
oppositie tegen de legerleiding.
Tijdens een ontmoeting op 9 februari 1980 in Fort
Bomika zou Valk begrip hebben getoond voor de klachten van deze
onderofficieren. De commissie stelt dat deze uitlatingen niet waren gericht op
overleg en matiging, maar de bestaande onvrede eerder hebben aangewakkerd.
Daarmee, zo concludeert het rapport, hield Valk
onvoldoende afstand in een conflict waarin van hem een “passende distantie”
mocht worden verwacht.
Kritiek op
informatiebeheer binnen Defensie en Buitenlandse Zaken
Naast het optreden van Valk legt het rapport
ernstige tekortkomingen bloot in de wijze waarop het Ministerie van Defensie en
het Ministerie van Buitenlandse Zaken met relevante informatie omgingen. Er was
sprake van gebrekkige communicatie en het achterhouden of onvolledig doorgeven
van rapporten.
Binnen Defensie circuleerden vanaf 1980 en 1981
interne rapporten van de Landmacht Inlichtingendienst (opgesteld door majoor
Koenders) over de situatie in Suriname. De commissie constateert dat:
- stukken
zoekraakten of niet tijdig werden doorgestuurd;
- passages
uit rapporten bij verzending waren verwijderd;
- hoge
ambtenaren op de ministeries onvoldoende waren geïnformeerd.
De commissie noemt het “onjuist en ongewenst” dat
cruciale informatie over mogelijke risico’s en politieke gevoeligheden niet
tijdig bij de ministers terechtkwam.
Opvallend is verder dat ambassadeur Vegelin
passages uit een telegram van 1 maart 1980 wegliet omdat hij deze “niet
relevant achtte”. Volgens de commissie ontbraken daardoor essentiële details in
Den Haag.
Gevolgen voor
betrokken functionarissen
De minister van Buitenlandse Zaken onderschrijft
in zijn aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer de conclusies van de commissie.
Ten aanzien van Valk concludeert hij:
- Valk
krijgt een berisping, omdat hij “op verschillende punten is
tekortgeschoten”.
- Vanwege
zijn leeftijd zal hij “op korte termijn” de militaire dienst verlaten.
- Andere
betrokken ambtenaren hebben fouten gemaakt, maar deze geven “geen
aanleiding tot maatregelen”.
Daarnaast kondigt de minister aan dat interne
procedures worden herzien om te voorkomen dat informatie in de toekomst opnieuw
verdwijnt of wordt achtergehouden in dossiers “van politiek gevoelig karakter”.
Het onderzoek weerspreekt vermoedens van directe
Nederlandse betrokkenheid bij de coup, maar maakt volgens de commissie wel
duidelijk dat:
- diplomatieke
en militaire verantwoordelijken onvoldoende grip hadden op de situatie in
Paramaribo;
- signalen
van onrust binnen het Surinaamse leger niet voldoende serieus werden
genomen;
- de
informatievoorziening tussen posten, diensten en ministeries
tekortschietend was.
Nogmaals benadrukt EM Newsroom dat dit artikel uitsluitend
een samenvattende weergave is van het rapport uit 1984. Er wordt geen oordeel
geveld over wat daadwerkelijk is gebeurd, noch worden alternatieve lezingen,
analyses of scenario’s gepresenteerd over de coup of de rol van individuele
betrokkenen
